Ausonii
Bruiloftscocktail
Inhoud

1. AUSONIUS GROET PAULUS
     Overlees ook eens, als het je de moeite waard lijkt, dit onbelangrijke en waardeloze werkje, dat niet met inspanning gebeeldhouwd is en ook niet met de vijl gepolijst: het is ontstaan zonder scherpzinnigheid en zonder een langdurig rijpingsproces. Een cocktail2 noemen het diegenen die als eersten met deze bereiding gespeeld hebben. Het is slechts een bezigheid van het geheugen, waarmee je dan ook eerder zult kunnen lachen dan dat je het zou ophemelen. Als het op de beeldjesmarkt zou geveild worden, zou Afranius3 noch Plautus4 er een sikkepit om geven. Ik ben waarachtig beschaamd dat ik de waardigheid van de gedichten van Vergilius5 met zo’n kluchtige stof ontsierd heb. Maar wat moest ik doen? Het was op bevel, en, wat de krachtigste soort bevel is, iemand vroeg het die kon bevelen. Onze doorluchtige keizer Valentinianus,6 een naar mijn mening fijnzinnig man, had ooit met een dergelijke scherts een bruiloft beschreven, en zelfs in behoorlijke verzen en een bevallige stijl. Vervolgens, omdat hij wilde testen hoezeer hij bij een wedstrijd tussen ons de uitblinker zou zijn, beval hij mij iets gelijkaardigs over hetzelfde onderwerp in elkaar te steken. Begrijp goed hoe hachelijk deze situatie voor mij was. Ik wou immers noch overtreffen noch overtroffen worden, aangezien het ook in andermans opinie zou blijk geven van ongepaste vleierij, als ik zou onderdoen, en van onbeschaamdheid, indien ik als mededinger de bovenhand zou halen.
     Ik heb het, hoewel weigerachtig, dan toch maar aangenomen, en gelukkig heb ik als onderdaan de gunst behouden en niet als overwinnaar ergernis veroorzaakt. Hoewel ik dit alles toen in alle haast op één dag plus wat nachtwerk heb gevonden, en alleen maar in mijn eigen kladwerken, heb ik zoveel vertrouwen in je eerlijkheid en je vriendschap, dat ik jouw ernst zelfs geen lachwekkende dingen wil ontzeggen.
     Aanvaard dus dit werkje, dat samenhangt uit dingen die niet samenhoren, dat verenigd is uit dingen die verschillend zijn, een grap gemaakt uit ernstige woorden, iets van ons dat in feite aan iemand anders toebehoort. Ik zou immers niet willen, noch in gewijde zaken noch in verhaaltjes, dat je Thyonianus7 zou bewonderen, die maar een afgeleide is van Dionysus, of Virbius in plaats van Hippolytus. En als je toestaat dat ik, die zelf onderricht nodig heb, jou onderricht geef, zal ik je uitleggen wat een "cocktail" is. Met elementen van verschillende plaatsen en van verschillende betekenis wordt een gedicht opgebouwd, zo dat telkens twee door de caesuur8 in twee gehakte verzen samenkomen, ofwel één en daarna anderhalf, want twee verzen bij elkaar zetten is ongepast en drie op één rij is pure beuzelarij. Zij worden echter gesplitst door alle caesuren die het episch vers9 krijgt. Zo kan die voorkomen na de vijfde halve voet, met voor de rest anapesten, of trochaeïsch10 met een stukje erachter, of na de zevende halve voet met daarna aan anapestisch deel, ofwel wordt na de derde halve voet de hele rest van een hexameter gezet. Je zou kunnen zeggen dat het lijkt op het spelletje dat de Grieken ostomachie (= beentjesstrijd) noemen. Dat zijn stukjes ivoor: in totaal hebben zij veertien meetkundige figuren. Er zijn namelijk gelijkzijdige driehoeken en gelijkbenige, driehoeken met rechte en met schuine hoeken. De Grieken zelf noemen ze isoskeles (gelijkbenig) of isopleuron (gelijkzijdig), orthogonos (rechthoekig) of skalenos (ongelijk). Door verschillende samenvoegingen van die geledingen worden duizend vormen afgebeeld.11 Maar het vakwerk van kundige mensen is een wonder om zien, het lapwerk van onkundigen is een lachertje. Door deze voorspelling zul je weten dat ik de laatste groep heb nagevolgd. Dit cocktail-werkje moet dus beoefend worden zoals dat spel: uiteenlopende gedachten moeten samenkomen, wat geadopteerd is moet bloedverwant schijnen, het vreemde mag niet doorschemeren, wat men erbij haalt mag er niet met de haren bij gesleurd zijn,12 er mogen geen overdreven opeenhopingen of gapende leemten zichtbaar zijn.
     Als je vindt dat al die regels in acht genomen zijn, zul je zeggen dat ik een cocktail gemaakt heb en, aangezien ik toen onder mijn keizer diende, zul je bevel geven mij soldij uit te keren, zoals aan zovelen. En anders zul je mijn soldij vervallen verklaren, zodat de toemaat aan poëzie terug in de kas gestort wordt en de verzen teruggaan naar waar zij vandaan komen.13 Het ga u goed.


2. VOORWOORD
     Aanvaardt geestdriftig dit werkje aan en schenkt er uw blije aandacht aan, u beiden,14 allebei beroemd, om uw verstand als om uw schitterende wapenfeiten, allebei uitmuntend: een familie die onoverwinnelijk is in de oorlog.
     En gij15 als eerste (want het is duidelijk dat gij met de steun van hogere machten de zee bevaart); niemand is rechtvaardiger dan u noch groter in plichtsbesef of krijgshaftigheid.
     Gij en uw zoon, de andere hoop van het grote Rome, fleurige jongeling met de moed van ervaren mannen, die mij het meest van al ter harte gaat16; gij draagt de naam van uw grootvader, maar ge hebt het verstand en de kracht van uw vader.
     Het is op bevel dat ik dit lied zing. Voor eenieder brengt een onderneming inspanningen en beloningen met zich. Mijn plicht is het, uw bevelen uit te voeren.


3. HET BRUILOFTSMAAL
     De langverwachte dag was daar, en voor een eervol huwelijk kwamen moeders en mannen samen, en jongelui voor de ogen van hun ouders, en ze gingen aan tafel bovenop een purperen sprei. De dienaars schonken water in, ze laadden manden vol geschenken van de ijverige Ceres17 uit, en droegen gebraad van weelderig wild aan. Er volgde een eindeloze reeks gerechten: vogels en vee, en soepele reeën ontbraken er niet, en er waren ook schapen en stootse bokjes, en vissen en gemzen en schuwe herten. Voor de ogen en in de handen waren er malse appelen.
     Nadat de honger gestild was en het verlangen naar eten onderdrukt, zetten zij grote mengvaten neer en dienden Bacchus. Zij zongen gewijde liederen, hieven reidansen aan en zegden gedichten, waarbij de Thrakische priester18 in een lang gewaad hen begeleidde met zeven verschillend gestemde snaren. Van de andere kant weerklonk een dubbele fluit.
     Allen rustten samen uit van het werk, en om beurten stonden zij op van tafel en liepen vrolijk binnen en buiten: de gewone mensen, de oudsten, de huismoeders, de jongens, en zij lieten hun stemmen door de ruime zaal rollen; van de goudkleurige zoldering hingen luchters naar beneden.


4. DE BRUID KOMT BUITEN
     Eindelijk kwam de bruid buiten, terecht de lieveling van Venus; zij was al rijp voor een man, zij was al op huwbare leeftijd, hoewel zij nog het gezicht en het uiterlijk van een jong meisje had. Het schaamrood steeg haar naar de wangen, terwijl zij met ernstige blikken rond zich heen keek: wie haar zag, stond meteen in vuur en vlam. De hele jeugd en ook een menigte moeders was toegestroomd uit de huizen en de velden en stond haar te bewonderen. Zij droeg witte schoentjes en had haar haren wapperen in de wind. Een kleurig kleed met gouddraad had zij aan, de gewaden van de Griekse Helena.19 Zoals de gouden Venus zich gewoonlijk in al haar glorie toont aan de hemelbewoners,20 zo zag zij eruit, zo ging zij blij naar haar schoonouders toe en nam plaats in een hoge zetel.


5. DE BRUIDEGOM KOMT BUITEN
     Aan de andere kant kwam door de hoge deur een jongen met de eerste donsharen op zijn jong gezicht. Hij droeg een met goud geborduurde mantel afgezoomd door een dubbele meander in purper uit Meliboea,21 en ook een tuniek die door zijn moeder met zacht goud doorweven werd. In gezicht en gestalte was hij een god gelijk: het sieraad van de jeugd. Zoals wanneer Lucifer,22 na een bad in de golven van de oceaan, zijn heilig gelaat aan de hemel toont, zo was zijn gelaat, zo waren zijn ogen, en als een waanzinnige liep hij naar de drempel. Liefde ontroerde hem, en hij hield zijn blikken op het meisje gevestigd. Hij kuste haar, nam haar hand en hield ze vast.


6. HET AANBIEDEN VAN DE GESCHENKEN
     Jongeren komen aan en geven geschenken voor de ogen van de ouders: een mantel stijf van het goudborduursel, veel23 goud en ivoor, en een zetel, en een sluier met oranje acanthusbladeren erop geborduurd, en massa's tafelzilver, en een halssnoer van parels, en een dubbele kroon van goud en edelstenen.
     Aan de ene werd een slavin gegeven met een tweeling aan de borst; aan de andere vier jongelui, en evenveel ongehuwde meisjes, alle met naar gewoonte geschoren haar. Buigzame snoeren van gevlochten goud hingen hun om de hals voor de borst.


7. EEN BRUIDSLIED VOOR HET PAAR
     Toen liepen de moeders buiten en brachten het paar naar hun huis; een koor van leeftijdsgenoten, jongens en ongehuwde meisjes, zong ruwe spotliederen en droegen gedichtjes voor: "Lieflijke bruid, gehuwd met een man die haar waardig is, moge je gelukkig zijn en moge je de vreugde van het eerste moederschap kennen. Neem de drinkschalen vol Maeonische24 wijn, echtgenoot, en strooi noten uit25; omgord deze altaren met een heilig lint, uitgelezen bloem van de mannen: je krijgt een echtgenote, die, in ruil voor jouw diensten, al haar jaren samen met jou zal doorbrengen en je vader zal maken van een mooie kroost. Als de goddelijke wil iets vermag, leeft dan beiden gezegend en gelukkig!"
     "Vlug," zegden tot hun spoelen de Schikgodinnen,26 die eensgezind akkoord waren met die onveranderlijke schikking van het lot.


8. DE INTREDE IN DE SLAAPKAMER
     Nadat zij onder het hangende stenen dak van de slaapkamer gekomen waren, genoten zij van het gesprek dat hun eindelijk vergund werd.
     Zij gingen naar elkaar toe, gaven elkaar de hand en legden zich op het bed.
     Maar Cytherea27 en Juno, de beschermgodin van het huwelijk, verzonnen nieuwe listen en spoorden hen aan tot nieuwe schermutselingen. Toen hij haar zacht omhelsde, schoot zijn hart in vuur en vlam, zoals dat gewoonlijk gebeurt, en het bed werd hun bruidsbed.
     "O, meisje, nieuw beeld voor mij, liefste echtgenote, eindelijk ben je gekomen, mijn enig en laat verlangen. O, lieve echtgenote, dit gebeurt niet zonder de wil van de goden. Zal je zelfs een liefde die je bevalt bevechten?" Toen hij dergelijke dingen zei, keek zij, die al lang haar hoofd had afgewend, hem weer aan; zij aarzelde uit vrees en was bang voor de dreigende speer; heen-en weergeslingerd tussen verwachting en vrees sprak zij volgende woorden:
     "Bij jou en bij je ouders, die je zo verwekt hebben, mooie jongen, vraag ik je: steun mij, hulpeloze en heb medelijden met een smekeling gedurende deze ene nacht, niet meer. Wij bezwijken, mijn tong is machteloos, mijn gewone lichaamskracht blijft in gebreke, stem en woorden schieten mij tekort."
     Hij echter antwoordde: "Je zoekt tevergeefs ijdele uitvluchten," en hij zette alle getalm opzij en deed haar schaamte verdwijnen.


9. UITWEIDING
     Tot hier was het mysterie van het huwelijk geschikt voor kuise oren, omsluierd als het was door toespelingen en omschrijvingen. Maar aangezien bij een huwelijksfeest nu eenmaal Fescennijnse verzen28 horen en omdat die bekende spot vrijmoedige taal toelaat, zullen ook de andere geheimen van slaapkamer en bed prijsgegeven worden, van bij dezelfde auteur verzameld, zodat wij dubbel blozen van schaamte, omdat wij ook Vergilius schaamteloos maken. Wat jou betreft, als je wilt, hou dan hier op met lezen: laat de rest aan de nieuwsgierigen.


10. DE VERMINKING
     Nadat zij waren samengekomen in de duisternis van de eenzame nacht, en nadat Venus zelf hun op de gedachte bracht, begonnen zij nieuwe gevechten. Hij richtte zich op: terwijl zij zich tevergeefs trachtte te verzetten, nam hij bezit van haar mond en haar gezicht. Vurig achtervolgde hij haar, trouweloos omhoog strevend. De knots die onder zijn kleren verborgen was, vuurrood als kruidvlierbessen of menie, met ontbloot hoofd en de voeten met elkaar verstrengeld, een vreselijk, lelijk, reusachtig monster met één oog, trok hij van zijn dij en ging er de angstige vurig mee te lijf. Hij was in de inham, waarheen een smal pad leidt, een gloeiend hete fonkelende spleet; donker wasemt zij zwaveldampen uit. Geen kuis iemand mag die misdadige drempel betreden. Hier bevindt zich een vreesaanjagende grot: de donkere kloof verspreidt een geur die de neus prikkelt. Hierheen begaf de jongeman zich langs bekende wegen, en op haar liggend stootte hij met alle kracht zijn knoestige speer, niet van boomschors ontdaan. Die bleef diep steken en dronk het maagdelijk bloed. De holle gewelven kreunden en kermden. Stervend trok zij met de hand aan het wapen, maar het zwaard had haar tussen de beenderen in haar diepste innerlijk gekwetst. Driemaal richtte zij zich op, op haar elleboog steunend; driemaal zonk zij terug in de kussens. Hij bleef onverschrokken; hij kende aarzeling noch rust; hij omklemde het roer en liet het geen ogenblik los, maar hield de ogen op de sterren gevestigd. Steeds weer ging hij de weg heen en terug, en onder het schudden van de buik doorboordde hij haar flanken en betokkelde haar met zijn ivoren kam. Reeds waren zij bijna aan het laatste stuk van de weg en naderden zij vermoeid het eindpunt: hijgende adem en een droge keel schokte hun leden, zweet gutste overal in stromen neer, dan zakte hij bloedeloos in elkaar, en vocht droop uit haar schaamdelen.


11.
     Wees tevreden met dit schalkse geschrift, Paulus: lach er eens mee, meer vraag ik niet.
     Maar als je het gelezen hebt, sta dan aan mijn zijde tegen hen die, zoals Juvenalis29 zegt, "Curius30 nabootsen, maar Bacchanalen31 beoefenen." Ze mogen immers op grond van dit gedicht geen conclusies trekken over mijn moraal. "Onze geschriften zijn schalks, maar ons leven is fatsoenlijk," zoals Martialis32 zegt. Laten zij zich echter herinneren - het zijn immers ontwikkelde mensen - dat het vaststaat dat Plinius,33 een zeer rechtschapen man, speels was in zijn gedichtjes, maar streng in zijn zeden; dat het werkje van Sulpicia34 hem prikkelde, maar dat hij zijn voorhoofd fronste; dat Apuleius35 in zijn leven een filosoof was, maar in zijn epigrammen een minnaar; dat de strengheid van Tullius36 in al zijn voorschriften opvalt, maar dat in zijn brieven aan Caerellia37 uitgelatenheid de toon aangeeft; dat het Drinkgelag van Plato38 epyllia39 bevat die voor de jongeren geschreven zijn. Wat zal ik dan zeggen over de Fescennijnse40 verzen van Annianus41? Wat zal ik zeggen over de Erotopaignia42 van de zeer oude dichter Laevius? Wat over Euenos,43 die door Menander44 "de wijze" genoemd werd? Wat over Menander zelf? Wat over alle blijspeldichters? Die hebben een ernstig leven en een vrolijke materie. Wat ook over Maro,45 die Parthenias genoemd werd omwille van zijn schuchterheid.? In het achtste boek van de Aeneis, toen hij de paring van Venus en Vulcanus beschreef, heeft hij dan niet op passende wijze schandaal en fatsoen46 met elkaar vermengd? Of niet? En in het derde boek van de Georgica, over het bevruchten van de dieren in de kudde, heeft hij dan geen obscene inhoud omsluierd met een fatsoenlijke omschrijving van woorden? En indien er iets in ons poëtisch grapje door de uiterlijke gestrengheid van sommige mensen veroordeeld wordt, laat die dan weten dat het van Vergilius komt.
     Laat bijgevolg diegene aan wie ons spelletje niet bevalt, het niet lezen, of, als hij hij het gelezen heeft, laat hij het dan vergeten, of, als hij niet kan vergeten, laat hij dan vergeven. Het is immers een verhaal over een bruiloft: en, of je het nu wilt of niet, deze feesten zijn nu eenmaal zo.



2 "mengelmoes, mengelwerk, mélange, hutsepot, potpourri, lappendeken" zijn andere mogelijke vertalingen van het Latijnse woord cento.
3 Lucius Afranius, Latijnse blijspeldichter (c.160-120 v/C)
4 Titus Maccius Plautus, beroemde Latijnse blijspeldichter (254-184 v/C)
5 Publius Vergilius Maro, de meest beroemde van alle Latijnse dichters (90-17 v/C); zijn voornaamste werken zijn: Bucolica, Georgica, Aeneis. Vergilius is het die hier door Ausonius zal "nagevolgd" worden.
6 Flavius Valentinianus, keizer van het westen van 364 tot 375.
7 Thyonianus is een andere naam voor Bacchus of Dionysos, de god van de wijn (Thyonianus betekent letterlijk: kind van Thyone, een andere naam voor Semele, moeder van Dionysos); Virbius is de naam die Hippolytus, zoon van de mythische koning Theseus van Athene, kreeg na zijn vergoddelijking. Wat Ausonius bedoelt is: ik zou niet willen dat je de namaak bewondert in plaats van het origineel.
8 Een caesuur is de metrische rust die elke dactylische hexameter normaal heeft.
9 De versmaat van het epos is de dactylische hexameter, een versmaat die (althans theoretisch) bestaat uit zes dactylen.
10 Een trochaeïsche caesuur is er één die valt in de thesis van de derde voet, d.w.z. tussen de twee korte lettergrepen; die derde voet moet dan wel noodzakelijk een dactylus zijn; deze caesuur wordt wordt ook wel een vrouwelijke caesuur genoemd.
11 Ausonius vergelijkt het samenvoegen van fragmenten van andere gedichten met een soort puzzel die bij de Grieken in trek was; vervolgens weidt hij uitgebreid over dat spelletje uit en maakt er een soort Homerische vergelijking van. Ook hier volgt hij het epos na!
12 arcessita ne vim arguant: dit is een onvertaalbare woordspeling; arcessere is de juridische term die men gebruikt voor het dagvaarden van getuigen; vim redarguere betekent: beschuldigen van geweld.
13 Hier vinden wij opnieuw een uitgewerkte vergelijking. Ausonius vergelijkt zichzelf met een soldaat die zijn dienst voor de keizer gedaan heeft, en die normaal recht heeft op soldij (hier = succes, erkenning), zoals alle soldaten. Maar hij schenkt aan zijn bestemmeling Paulus het recht hem die soldij te ontzeggen, indien deze vindt dat hij zijn plicht niet gedaan heeft. In dat geval zal het geld opnieuw in de staatskas (fiscus Caesaris) gestort worden.
14 Ausonius draagt zijn werk op aan keizer Valentinianus I en zijn zoon Gratianus.
15 Tot de keizer gericht; die krijgt toch een voetje voor op zijn zoon.
16 Ausonius was door Valentinianus aangesteld als leraar en opvoeder van Gratianus en zou onder diens keizerschap later dan ook een schitterende carrière maken.
17 Ceres: dochter van Saturnus en Rhea, zuster van Iuppiter, dochter van Proserpina; godin van de landbouw, het graan en het huwelijk; "geschenken van Ceres" zijn natuurlijk brood of gebak.
18 Hier de mythische zanger Orpheus.
19 Helena: dochter van Iuppiter en Leda, vrouw van Menelaus, de koning van Sparta; zij werd door de Trojaanse prins Paris geschaakt en werd zo de aanleiding tot de Trojaanse oorlog.
20 D.w.z. aan de andere goden.
21 Meliboea: stad in Thessalië (Griekenland), befaamd om haar purper.
22 Lucifer of de Morgenster, zoon van de Dageraad (Eos/Aurora).
23 In de Latijnse tekst staat talenta, "gewichten" (1 talent was c.26 kg).
24 Maeonius is een adjectief dat zowel "Lydisch," uit Lydië afkomstig, als "Etruskisch" kan betekenen.
25 Romeinse (trouwens ook Griekse) kinderen speelden met noten als bikkels. Tijdens de bruidsstoet worden zij uitgestrooid als aymbool van het afscheid nemen van de kindertijd.
26 De Parcae of Moirai die het lot van de mensen bepalen, nl. Klotho, die de levensdraad spint, Lachesis, die de lengte bepaalt en Atropos, de onafwendbare, die hem afknipt.
27 Cytherea is Venus/Afrodite: deze godin van liefde en schoonheid had op het Griekse eiland Cythera één van haar voornaamste heiligdommen.
28 Versus Fescennini, genaamd naar de stad Fescennia in Etrurië, zijn spotliederen die gezongen werden bij bruiloften en bij triomftochten van legeraanvoerders.
29 Decimus Junius Juvenalis (c.62-142), satirendichter, die in zijn 16 satiren fel tekeer ging tegen het zedenverval in de tijd van keizer Domitianus.
30 Manius Curius Dentatus: Romeins legeraanvoerder, die in 290 de Samnieten versloeg enin 275 Pyrrhus overwon bij Benevento. Hij was beroemd om zijn eenvoud en zijn onomkoopbaarheid.
31 Bacchanalia: feesten ter ere van de wijngod Bacchus.
32 Marcus Valerius Martialis (c.40-102): epigrammendichter ten tijde van Nero en Domitianus.
33 Plinius de Jongere (61-c.113): wij bezitten van hem een verzameling literaire brieven. In Epistulae VII, 4 heeft hij het over de (niet-bewaarde) gedichten die hij geschreven heeft.
34 Ofwel Sulpicia de Oudere, waarvan vijf liefdesgedichten bewaard zijn in het Corpus Tibullianum (de werken van Tibullus), ofwel Sulpicia de Jongere, een tijdgenote van Plinius; van haar is slechts een fragment bewaard.
35 Lucius Apuleius (2de eeuw), redenaar en schrijver uit Madaura (Noord-Afrika).
36 Marcus Tullius Cicero (106-43 v.C.), de beroemde redenaar, politicus en filosoof.
37 Caerellia: een vriendin van Cicero, door hem genoemd in een brief Ad Familiares XIII, 72. Brieven van hem aan haar gericht zijn niet bewaard, maar bestonden misschien in de Oudheid.
38 Het Symposion van Plato (430-347) had de liefde als onderwerp.
39 Een epyllium is een kort episch gedicht.
40 Cfr. supra, voetnoot 25, p. 5.
41 Annianus: Romeins dichter (genoemd door Aulus Gellius in zijn Noctes Atticae VI, 7) over wie wij verder niets weten.
42 Erotopaignion is een Grieks woord dat leterlijk "liefdesspel" betekent. De naam Laevius is eveneens enkel bekend van bij Aulus Gellius (II, 24, 8-9).
43 Euenos:naam van verscheidene Griekse dichters, over wie weer zo goed als niets bekend is.
44 Menander (c.342-293): de grootste dichter van de Griekse Nieuwe Komedie.
45 Publius Vergilius Maro (70-19 v.C.), beschouwd als de grootste Latijnse dichter.
46 Ausonius gebruikt het Griekse woord aischrosemnia, een mengeling van "schandelijk" (aischros) en "fatsoenljk" (semnos).

FORUM ROMANUM